Boekpresentatie
De legende van Vleermuisvechter (deel 1)
Op donderdagavond 30 november 2023 was de feestelijke presentatie van deel 1 van het stripalbum De legende van Vleermuisvechter in De Utrechtse Boekenbar.
Het eerste exemplaar werd uitgereikt aan Alfi Ichwanditio en zijn vrouw Sofia Mamoen. Ichwanditio is de zoon van striptekenaar Dwi Koendoro.
Gastsprekers waren dr. Mei Li Vos, prof. dr. Pamela Pattynama en prof. dr. Kees Ribben. De toespraken van de gastsprekers kun je op deze pagina lezen.
Gastsprekers boekpresentatie 2023
Prof. dr. Pamela Pattynama
Prof. dr. Pamela Pattynama is emeritus bijzonder hoogleraar Koloniale en Postkoloniale literatuur- en cultuurgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam.
Dr. Mei Li Vos
Dr. Mei Li Vos is bekend als politica, voorheen als lid van de Tweede en nu van de Eerste Kamer (GroenLinks/PvdA).
Prof. dr. Kees Ribbens
Prof. dr. Kees Ribbens is bijzonder hoogleraar Populaire Historische Cultuur van Mondiale Conflicten en Massaal Geweld aan de Erasmus School of History, Culture and Communication van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Luisteren naar die andere hoofdpersonen in ons koloniale verleden
De toespraak van prof. dr. Pamela Pattynama, emeritus bijzonder hoogleraar Koloniale en Postkoloniale literatuur- en cultuurgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, tijdens de boekpresentatie op 30 november 2023.
De strip De legende van Vleermuisvechter is vanuit verschillende perspectieven te beschouwen. Ik heb hem bekeken vanuit mijn aandachtsgebied, de Indische cultuur en geschiedenis. Wat voor betekenis heeft deze strip als Indisch erfgoed voor de grote groep Indo’s, mensen zoals mijn familie, en de familie van veel van u hier aanwezig? Wij hebben allemaal een gemengde, Aziatisch-Europese achtergrond gemeen, en wij beschouwen het koloniale Indonesië als land van herkomst.
Vanuit Indisch perspectief is het grappig dat de strip begint met een multiculturele familie. Ze zijn op reis en horen als familie bij elkaar, vormen één familie, ook al zijn het geen bloedverwanten van elkaar. De vrouwen en mannen komen uit verschillende windstreken, en zijn van verschillende generaties. Zij vormen een mengeling van Europeanen, Aziaten, Javanen, Chinezen. De diverse, gemengde familiale afkomst waarmee de strip begint is natuurlijk een indicatie van de grote variatie in etniciteit die onder de huidige Indonesische bevolking bestaat.
Maar tegelijkertijd, juist omdat de familieleden afkomstig zijn uit zowel Europa als Azië, kunnen wij deze multiculturele familie opvatten als een verwijzing naar de Indische families, die uit de eerste contacten tussen Europeanen en Indonesiërs zijn ontstaan in de 17e eeuw, de begintijd van de VOC.
Het stripverhaal speelt zich precies in die beginperiode af. Het is toen dat de meedogenloze Nederlander Jan Pietersz Coen uit was op het handelsmonopolie van de unieke kostbare specerijen die toentertijd alleen op de Molukken groeiden. Zijn doel was geld en macht over het eilandenrijk, en DUS roeide hij de gehele bevolking van Banda uit. De meeste mensen kennen Coen, de slachter van Banda, zoals zijn bijnaam luidt, vanwege zijn wandaden. Niet zo bekend is dat hij een ‘blanke’ gemeenschap wilde stichten, een gemeenschap van dappere mannen en ordentelijke vrouwen, types met blauwe ogen en blond haar. Maar dat mislukte. Er waren witte mannen genoeg die wel wat wilden, maar er waren niet veel Europese vrouwen. De vrouwen die voorhanden waren, waren niet fatsoenlijk en onderdanig genoeg in Coens ogen. Dus moedigde hij zijn manschappen aan om kinderen te maken met de vrouwen van het land. Eerst waren het tot slaaf gemaakte vrouwen, later concubines en huishoudsters, weer later echtgenotes. En zo ontstond in de koloniale eeuwen de grote, gemengde Indo-Europese groep, mensen die na de onafhankelijkheid opgingen in de Indonesische bevolking of naar Nederland kwamen.
En nu is er dus deze satirische strip, vol grappen en grollen en die typische Indonesische humor waar je wel of niet van houdt. Maar de achtergrond van al die gebbetjes en kluchtigheid is iets veel serieuzer, namelijk het verzet van de Indonesische bevolking tegen de koloniale macht. Toen deze gebroken was, toen bij de onafhankelijkheid de Indonesiërs van dit grote, zo diverse eilandenrijk één natie wilden maken, met één gemeenschappelijk identiteit, toen werd als nationaal motto gekozen: 'Eenheid in diversiteit'. Het land zou verbonden zijn door de eenheid van taal, het Bahasa Indonesia, het geloof in één almachtige God én als derde, wat voor ons nu het meest interessant is, verbonden door de gemeenschappelijke geschiedenis van 350 jaar kolonisatie én het Indonesische verzet tegen die kolonisatie.
En daar gaat deze strip over: het verzet van Indonesië tegen de koloniale macht, tegen het gewelddadige koloniale bewind dat in wording was met de machtsuitbreiding van de VOC in de 17e eeuw. De strip heeft de vorm van een heldenepos, waarin twee scheldende, bekvechtende vriendjes zich bekwamen in de Indonesische gevechtskunst bij uitstek, het pencak silat. Als volksstrijders met een gouden hart nemen ze het al grappend op tegen de uitzuigers van een machteloze bevolking, tegen corruptie, tegen verraders én tegen de niets ontziende Nederlandse militairen, de koloniale machthebbers.
En wat heeft de Indische gemeenschap in Nederland nu eigenlijk aan deze strip? Nu, heel eenvoudig; dat wij met onze neus gedrukt worden op een andere zienswijze dan onze eigen; de strip belicht (een van) de Indonesische zienswijzen op het 350 jaar durende kolonialisme. Ja, wij, als ex-kolonisators, zijn wel op de goede weg om ons koloniale verleden onder ogen te zien: we beseffen uiteindelijk met welk geweld dat machtssysteem gepaard ging, welke uitbuiting er plaats vond, hoe racisme en slavernij ons hielpen in ‘ons Indië'. Maar dat is niet genoeg voor nationale zelfreflectie. Het is ook noodzakelijk en urgent om kennis te nemen van de Indonesische kijk op de koloniale geschiedenis. Wij zouden meer en beter moeten luisteren naar de tegenstemmen. Het zijn immers deze stemmen, de Indonesische stemmen, die de andere kant van de VOC belichten. Hier te lande wordt de VOC nog steeds gezien als grootse Hollandse prachtprestatie, of zoals historicus Remco Raben het uitdrukt, als het ‘geëxalteerde beeld van de wereldomspannende Nederlandse handelsgeest’, een beeld dat ook onder Indo’s bestaat.
Gelukkig zijn onze jongeren veel meer in staat en bereid te luisteren naar die andere hoofdpersonen in het koloniale verleden. Nogmaals, om ons koloniale verleden beter te begrijpen en er misschien mee in het reine te komen is het voor ons, Nederlanders en Indische Nederlanders urgent ons open te stellen voor de stemmen van onze overzeese familie. Per slot van rekening is Indonesië voor ons, Indo’s, het land van herkomst en heeft elke Indische familie op zijn minst, één Indonesische voormoeder.
Na lezing van de strip heb ik wel één groot kritiekpunt. Deze legende is wel weer zo’n écht mannenverhaal, één van de vele. Waar blijven de verhalen over de moedige, dappere verzetsheldinnen, zoals de Atjese Tjoet Nya Dhien en de Molukse Martha Christina Tiahahu? Die zaten echt niet stilletjes pisang goreng te eten achter de frontlinies. Nee, die vochten mee in de voorste linies, en die bezaten, soms nog meer dan de mannen, een grote bek en een heldenmoed waarmee zij vochten voor hun vrijheid.
De eeuwige tweederangsburger
De toespraak van dr. Mei Li Vos, bekend als politica, voorheen als lid van de Tweede en nu van de Eerste Kamer (GroenLinks/PvdA), tijdens de boekpresentatie van 30 november 2023.
Tan Val Flauw die de r niet kan uitspleken. Krijgen we dat weer. Dat was mijn eerste verzuchting. Wanneer kunnen we de archetypische Chinees eens in de ijskast zetten, om met Geert Wilders te spreken. Maar na de mailwisseling over doel en aard van deze uitgave snap ik het wel. Ook in de Indonesische heldenepossen komen de typische Chinezen voor. En die konden toen al geen r uitspreken en waren toen al tweederangsburgers, dus het zou historisch niet correct zijn om de figuur Tan Val Flauw te veranderen. We zijn niet zo hysterisch als die Britten die de heerlijke verhalen van Roald Dahl censureren. Maar laten we desondanks het wel over de tweederangsburger hebben. Dat zijn in Azië de Chinezen, in het Europa van voor de Tweede Wereldoorlog (en soms ook erna) de Joden, in het Nederland van nu de moslims, vluchtelingen en vrouwen met een hoofddoek. De tweederangsburger is er altijd geweest, en is ook altijd de perfecte zondebok, voor al uw grieven.
Tan Val Flauw is de hele lieve Chinees die dicht bij de hoofdpersonen van deze strip staat. Ja, hij is anders, hij plaat laal, en hij speelt een belangrijke rol in het verhaal. Maar Tan Val Flauw en alle andere Chinezen in het boek van de Vleermuisvechter zijn wel tweederangsburgers. Dat zie je in het verhaal over de gladiatorenstrijd. Drie aparte vakken: voor de Europeanen, de Chinezen en de geitenhouders, de ‘Inlanders’. Chinezen zijn en waren in het gekoloniseerde Indonesië tweederangsburger. Ze stonden in de koloniale tijd onder de Europeanen maar boven de ‘Inlanders’. Ze mochten wel af en toe dansen op de feestjes van de Europeanen, maar alleen als ze heel rijk waren. En de Indonesiërs wilden best voor ze werken, want Chinezen waren immers vaak ondernemer, maar liever niet.
Het is nu niet anders. In Indonesië staan nu niet meer de Europeanen bovenaan, maar de pribumi, de oorspronkelijke bewoners. Chinezen zijn nog altijd rijker en ondernemender dan de pribumi, maar als shit hits the fan (de hel losbarst, redactie) kunnen ze alles ineens kwijt zijn. Want niets is makkelijker dan de Chinezen de schuld geven. Dat is in de loop van de geschiedenis dan ook vaak gebeurd. In 1740 werden duizenden Chinezen vermoord in toenmalig Batavia door bloeddorstige Nederlanders. Na het uitroepen van de onafhankelijkheid in 1945 werden niet alleen Nederlanders maar ook Chinezen vermoord door de woedende jongeren. En in 1998, toen ik daar zat voor mijn onderzoek, reageerden de Indonesiërs hun frustratie over het Soeharto-regime af op de Chinezen die voornamelijk in de wijk Glodok woonden. Moorden, verkrachtingen, berovingen, plundering van de winkels, niets was te gek om de frustratie van de jarenlange dictatuur en corruptie van Soeharto af te reageren.
Het enge van tweederangsburger zijn, is dat je leven nooit zeker is. Je hoort een beetje bij de ene groep, bijvoorbeeld de overheersers, de kolonisten, en een beetje bij de andere groep, de onderdrukten of inlanders, maar nooit echt ergens helemaal bij. Als de meest onderdrukte groep in opstand komt tegen de onderdrukker vallen de tweederangsburgers nog weleens tussen wal en schip. Dat gebeurde ook bij mijn Chinese opa en Indische oma. De Nederlanders moesten ze niet, de Japanners moesten ze niet, de Indonesiërs moesten ze ook niet. Compleet berooid kwamen ze in Nederland aan, waar de Nederlanders dit soort zwartjes natuurlijk ook niet moesten. Ze kregen na veel te dure pensions een rijtjeshuis in een arme wijk in Arnhem toebedeeld. Ik ben benieuwd of ze toen ook jaloers werden bekeken door de anderen op de wachtlijst.
Gelukkig voor mijn familie zijn de Indische en de Chinese gemeenschap in Nederland geheel geassimileerd en vinden Nederlanders dat ze veel meer hun best doen dan al die anderen die na hen kwamen. Braaf. Braaf. Stil maar. Soedah. Er zijn nu andere tweederangsburgers en Indo’s zoals Wilders en Baudet doen vrolijk mee met het naar beneden trappen van de nieuwe tweederangsburgers. Het goede nieuws is, je hoeft niet eeuwig tweederangsburger te blijven, als je maar zorgt dat er een rang onder jou komt. Maar de bestaande tweederangsburger moet uitkijken. Als shit hits the fan ben je het haasje, omdat mensen altijd een ander nodig hebben om naar beneden te trappen en de eigen identiteit te bevestigen. Ik hoop dat het goed afloopt voor Tan Val Flauw en zijn medechinezen in de volgende edities van de Vleermuisvechter. Maar zeker weten doe ik het niet. De geschiedenis is niet echt aardig geweest voor Chinezen in een buitenland.
Laten we waken over het lot van de tweederangsburger. Altijd zal er een heerser of hitser zijn die tweederangsburgers zijn eigen shit verwijt. Spreek dat tegen, bescherm ze, en pas op. Want als het zo ver is gekomen dat de tweederangsburgers op zijn en mensen bijna beginnen te denken dat hun ellende de schuld van de dan dienstdoende heerser is, dan zal die heerser een oorlog met een buitenland beginnen.
Multiperspectiviteit dankzij een bijzonder stripverhaal
De toespraak van prof. dr. Kees Ribbens, bijzonder hoogleraar Populaire Historische Cultuur van Mondiale Conflicten en Massaal Geweld aan de Erasmus School of History, Culture and Communication van de Erasmus Universiteit Rotterdam, tijdens de boekpresentatie van 30 november 2023.
U kent het begrip multiperspectiviteit misschien als een mooie maar wat abstracte term die we in het geschiedenisonderwijs en in de bredere historische cultuur gebruiken. Daarmee wordt aangegeven dat geschiedenis als ervaring en als verhaal samengesteld is uit meerdere zienswijzen, uit meerdere duidingen en waarderingen. Dit betekent onder meer dat bijvoorbeeld koloniale geschiedenis niet alleen bestaat uit het verhaal van de Europese veroveraars, maar minstens zozeer ook uit het verhaal van degenen die ver buiten Europa hardhandig in aanraking kwamen met de vermeende westerse superioriteit die zich op veelal gewelddadige wijze manifesteerde. Het samenbrengen van meerdere perspectieven doet meer recht aan uiteenlopende ervaringen en verbetert ons begrip van het verleden. In het geval van Indonesië of Nusantara is er een Indonesisch perspectief, maar ook een Nederlands perspectief, maar daarnaast is er bijvoorbeeld ook een Indo-perspectief of een Moluks of Chinees perspectief. In recente decennia zijn we ons als historici steeds bewuster geworden van de uiteenlopende verhalen en zienswijzen - maar dat betekent nog niet dat al die geluiden even veel aandacht krijgen, of op evenveel waardering kunnen rekenen in het maatschappelijk debat.
Dat heeft te maken met een zekere hiërarchie die, vaker impliciet dan expliciet, een rol speelt. Bepaalde zienswijzen zijn dominanter, je komt ze vaker tegen, en zo’n dominant perspectief – zoals dat van de witte kolonisator – oogt daarom veelal ook vanzelfsprekender en vertrouwder. Het toevoegen van andere geluiden mag voor velen van ons nu als ideaal worden beschouwd, maar dat neemt niet weg dat anderen zo’n beweging naar meerstemmigheid kunnen opvatten als bedreigend, als aantasting van hun verhaal. Recente verkiezingsuitslagen bevestigen dat helaas.
Discussies over geschiedenis steken soms de kop op rondom formele en vaak prominente fenomenen in de historische cultuur. U kunt daarbij denken aan monumenten, aan musea, of aan officiële herdenkingen of academische onderzoeksrapporten. Dat zijn heel zichtbare uitingsvormen waarop een visie op het verleden in de openbaarheid wordt gemarkeerd, gewichtige uitingen waarvan stilzwijgend verondersteld wordt dat iedereen die serieus zou moeten nemen. En daarin worden visies op het verleden vertolkt waarvan wordt verwacht dat deze ook zullen doorsijpelen in de geschiedenismethodes die op school worden gebruikt – zodat heel Nederland er al op jonge leeftijd kennis van kan nemen.
Maar de opvatting dat eigentijdse burgers hun beeld van het verleden alleen baseren op wat docenten geschiedenis en academische historici hun voorschotelen, geldt inmiddels als achterhaald. Want juist populaire cultuur is sinds jaar en dag uitgegroeid tot een belangrijk kanaal om verhalen over het verleden te presenteren. Schoolboeken spelen nog altijd een rol, maar het geschiedenisonderwijs moet opboksen tegen videogames over militaire veldslagen, tegen musicals over het verzet of tegen speelfilms over Napoleon. Geschiedenis moet bij voorkeur op een aansprekende, laagdrempelige en liefst beeldende wijze worden vertolkt om het hedendaagse publiek te bereiken. En daarin passen strips, beeldverhalen, graphic novels – of hoe u het medium ook wilt aanduiden - uitstekend.
Sterker nog, dan doen ze al decennialang. Ik ben zelf opgegroeid in de jaren zeventig en tachtig en mijn beeld van de oude Romeinen is in belangrijke mate gebaseerd op Asterix en Obelix. En de geschiedenis van de Lage Landen werd in zekere zin ontsloten door helden als Suske en Wiske te volgen in hun avonturen waarin ze met de teletijdmachine terugflitsten naar vroegere eeuwen. Was dat feitelijk allemaal even accuraat en steeds even serieus bedoeld? Nee, zeer zeker niet. Maar je raakte wel geleidelijk aan vertrouwd met de historische setting die als achtergrond fungeerde. En door de vele humoristische knipogen realiseerde je je op een speelse manier dat makers een eigen visie op het verleden vertolkten, en dat hun blik ook verbonden was met de eigen actualiteit.
Bovendien maakte je zo ook nog eens uitstapjes over de grenzen, want veel van mijn toenmalige striphelden kwamen uit België en Frankrijk. Want ondanks Sjors & Sjimmie en Tom Poes wordt en werd de populaire stripmarkt gekenmerkt door een internationale uitwisseling. Maar wat mij destijds nog niet in het oog sprong is dat die internationale invulling vooral beperkt bleef tot de westerse wereld. Voor zover strips aandacht schonken aan de niet-westerse wereld was dat vooral vanuit Europees perspectief, met de blik van buiten. Dat ook Indonesië een eigen stripproductie kent was hier in Nederland een goed bewaard geheim. En dat gold al helemaal voor het feit dat er Indonesische strips bestaan over het gezamenlijke verleden vanaf de VOC-tijd.
Door deze populaire visuele cultuur nu alsnog te ontsluiten in een Nederlandstalige editie vindt er als het ware een tweeledige verrijking plaats van onze historische cultuur. Enerzijds wordt er naast het Nederlandse perspectief ruimte gemaakt voor een Indonesisch perspectief op het koloniale verleden. En anderzijds wordt er naast de officiële, veelal geïnstitutionaliseerde geschiedschrijving nu ook een kans geboden aan een populaire omgang met het verleden waarvan het belang in onze huidige tijd niet onderschat kan worden.
Tegen die achtergrond was het lezen van De legende van de Vleermuisvechter voor mij dan ook niets minder dan een ware eye-opener. Wie vreest voor een belerend verhaal waarin alle Nederlanders over één kam worden geschoren zal verrast zijn door deze leeservaring. Stripmaker Dwi Koendoro schrikt er niet voor terug om de dwingelandij van de VOC in beeld te brengen, maar hij heeft ook oog voor Nederlanders die met compassie naar de eilanden keken. Maar nog belangrijker is dat het hier niet de Nederlanders zijn die de hoofdpersonen vormen, maar twee jonge Indonesiërs, Vleermuisvechter en Na’ief Jaliszoon. Het zijn helden met menselijke trekjes en onhebbelijkheden, met voorouders die een groot deel van de toenmalige Indonesische archipel bestrijken, en die met een flinke portie humor worden geplaatst in hun tijd.
Ik moest onwillekeurig denken aan Asterix en Obelix en aan het genoegen waarmee ik die verhalen destijds verslond. Ik wens de Nederlandse edities van Legenda Sawung Kampret dan ook niet alleen een warme ontvangst toe omdat ze een broodnodig perspectief toevoegen aan onze naar binnen gerichte historische blik, maar ook omdat het fraaie tekenwerk en de aangename humor gewoonweg een breed lezerspubliek verdienen.